In de jaren 2011 en 2011 hebben diverse provincies controles uitgevoerd op de aanwezigheid van luchtwassers bij veebedrijven. De bevindingen zijn doorgegeven aan justitie, en dat heeft geleid tot een groot aantal strafrechtelijke procedures.
De redenering van justitie lijkt heel simpel: er is een milieuvergunning, in de voorschriften staat dat er een luchtwasser moet zijn, nu die er niet is zijn er teveel dieren gehouden, een luchtwasser kost gemiddeld een bepaald bedrag per dierplaats, we maken een rekensom en wilt u maar betalen.
Volgens justitie dienen de bedrijven en daarnaast hun feitelijke leidinggevers te worden gestraft. Voorts dient er volgens justitie een bedrag aan onterecht genoten voordeel te worden betaald. Dat betekent dus twee maal of zelfs vier maal afrekenen. Vaak wordt dat bedrag namelijk zowel aan de vennootschap als aan de leidinggevende opgelegd. Hoe meer dieren er op een bedrijf zijn, hoe meer er betaald dient te worden. Dat kan zelfs in de tonnen lopen.
Ondanks deze ogenschijnlijke logische redenering van justitie is het van groot belang om kennis te nemen van het volledige proces-verbaal. Aan de hand van die stukken kan nagegaan worden of justitie wel het recht had om vervolging in te stellen. Voorts is in het proces-verbaal de berekeningswijze opgenomen van het beweerdelijk onterecht genoten voordeel.
En meestal blijkt dat er wel degelijk een goed verweer te voeren is.
In de eerste plaats is het van belang de milieuvergunningsvoorschriften goed te ontleden, om te kijken wat nu precies de verplichtingen met betrekking tot een luchtwasser zijn, en om te kijken welke vergunning nu van toepassing is.
In de tweede plaats is van belang na te gaan of het aantal dieren wel juist is vastgesteld. Heeft men bijvoorbeeld speenbiggen geteld als vleesvarkens? Heeft men die biggen gewogen? Hoe hebben de tellingen plaatsgevonden? Is men uitgegaan van die ene telling op de controledag of van jaargemiddelden? Dat is van belang, immers: hoe minder dierplaatsen, hoe minder financiële schade in de procedure.
In de derde plaats is van belang de bedrijfsverhoudingen in kaart te brengen. Is het wel terecht dat zowel het bedrijf als de directeur terecht moeten staan? Is het terecht dat het beweerdelijke voordeel twee keer moet worden afgeroomd? En kan de financiële situatie van het bedrijf een dergelijke boete wel aan? Een verklaring van uw accountant is onmisbaar bij deze verweren.
In de vierde plaats verdient de berekening van de ontneming speciale aandacht. Zoals aangegeven gaat justitie in haar berekening uit van gemiddelden. De praktijk leert dat de werkelijke cijfers vaak beduidend lager liggen. Dat levert vaak forse verschillen op met het bedrag dat justitie wil vorderen.
In de vijfde plaats zijn de verzachtende omstandigheden van belang. Bijvoorbeeld dat de levering van de luchtwassers buiten uw schuld vertraging heeft opgelopen. Of dat u door het jaar genomen toch geen overschrijding van de emissienormen heeft gehad. Of dat u bezig bent het bedrijf te vernieuwen en daarom de oude stallen niet meer heeft voorzien van luchtwassers. Het is belangrijk dat een rechter kennis neemt van deze omstandigheden, zodat daar bij de strafzaak rekening mee gehouden kan worden.
Al lijkt de redenering van justitie juist, er is vaak veel tegen in te brengen. Luchtfietserij van justitie dient bestreden te worden. Daartoe is een gedegen studie van het proces-verbaal noodzakelijk.
Indien u met deze problematiek te maken heeft kunt u uiteraard altijd vrijblijvend bellen met mr. Maurice Stassen, 013-5420400 of 06-51183480