Het Geheim van Bladel
door Simon Vuyk
Milieucriminaliteit is allesbehalve sexy. Tenzij het misdrijf is gepleegd door personen die juist als taak hebben om onze samenleving tegen milieumisdrijven te beschermen. Tenzij het de overheid zelf is die in het verdachtenbankje zit. Dan moet er iets geks aan de hand zijn. Dan kan milieucriminaliteit ineens toch nieuwsgierig maken. Intrigeren. Wenkbrauwen doen fronsen. Misschien zelfs schokken. Dan is een milieudelictje plotseling hot. Zeker als de plaat delict een woonwagenkamp is. Zeker als het verhaal eigenlijk niet naar buiten had mogen komen. Zoals in dit geval.
Bladel ligt in Noord-Brabant, op een steenworp afstand van de Belgische grens. Ongeveer 25 kilometer van Eindhoven en Tilburg. Een gouden driehoek. De gemeente bestaat uit een aantal dorpen – waaronder Casteren, Hapert en natuurlijk het dorp Bladel zelf – en geldt als een belangrijke groeikern in de regio. Er wonen anno 2012 zo’n kleine twintigduizend mensen.
In het landelijke gebied – waar riviertjes als de Raamloop en de Grote Beerze sprookjesachtig door het landschap kronkelen – liggen behalve indrukwekkende naaldbossen, de Kroonvense Heide en landgoed Ten Vorsel ook uitgestrekte landbouwgronden. Bladel is natuur. Natuur die het verdient om gekoesterd te worden. Natuur die het verdient om beschermd te worden. Door de overheid.
Tegelijkertijd wordt er keihard gewerkt in de Brabantse gemeente. Dag in dag uit.
Vroeger was dat niet anders. Toen draaide alles nog om de sigarenproductie. Meer dan zestig soorten heeft de streek voortgebracht. Maar na de Tweede Wereldoorlog hield het op. Toen verdween ‘de sigaar’ uit Bladel.
Sindsdien is er veel veranderd in het plaatselijke bedrijfsleven.
In 1959 werd de gemeente officieel aangewezen als een ontwikkelingskern, waardoor ze de nodige financiële en facilitaire impulsen kreeg en de industrie er explosief kon groeien en bloeien. Tot op de dag van vandaag. Gevarieerd. Modern. En dus deels vervuilend. Smerig. Soms zelfs gevaarlijk. Een voortdurende bedreiging voor het milieu.
De meeste bedrijfsactiviteiten zijn de afgelopen decennia – mede daarom – verplaatst naar speciaal aangewezen industriegebieden. Eén van de grootste ligt ten zuidwesten van het dorp Bladel. Volgens de bestemmingsplannen van de gemeente. Waar toezicht op naleving van de voorschriften overzichtelijk is. En dat is ook noodzakelijk want een opvallend groot aantal bedrijven is actief in de metaalsector. Een industrie met veel afvalstoffen. Slecht voor het milieu. Een teer punt. Een heikel onderwerp.
Ondanks deze centralisatie is er op een andere plek – net buiten de dorpskernen, in de Gouden Driehoek – nóg een metaalbedrijf gevestigd. Al sinds de jaren tachtig. Een vreemde eend in de bijt. Een zwart schaap. De uitzondering op de regel. Eigenzinnig en rebels. Als het dorp van Asterix en Obelix. Een vrijplaats. Een zorgenkind dat de overheid buikpijn bezorgt en in steeds grotere moeilijkheden brengt. Sinds 2009 ook juridisch.
Het metaalbedrijf is een vennootschap onder firma (vof). In dit verhaal heet het X. Ook de exacte locatie – de plaats delict – wordt niet beschreven. Om het bedrijf – en de betrokken burgers – niet onnodig te belasten of schade te berokkenen en – dat vooral – omdat X niet de beschuldigde is in dit verhaal. De vof is niet de boef. Niet het doelwit. Niet de reden dat deze publicatie verschijnt. Want dat is Bladel. De gemeente Bladel. De overheid is de bandiet. De verdachte. Formeel. In een strafproces dat de afgelopen drie jaar daadwerkelijk is gevoerd. In alle stilte. Een kleine milieuaffaire. Met een grote impact. En een lange voorgeschiedenis.
Sterk wij-gevoel
In de jaren tachtig wordt de firma X in Bladel opgericht. Op de huidige plek. X is een ouderwets familiebedrijf. Hecht. Hardwerkend. Vanuit een sterk wij-gevoel. Een beetje apart. Een beetje als Asterix en Obelix in Gallië. Een beetje anders dan de anderen. De familie X behoort dan ook tot een bijzondere categorie Nederlanders – het zijn woonwagenbewoners. Een minderheid in onze samenleving – in totaal enkele tienduizenden. Ze onderscheiden zich van gewone ‘burgers’ doordat ze weigeren om in een huis te wonen. Ze leven op wielen.
Van oudsher trekken deze ‘reizigers’ zonder vaste woon- of verblijfplaats door ons land, maar in 1978 grijpt de overheid in. In de Woonwagenwet wordt geregeld dat woonwagenbewoners niet langer een zwervend bestaan mogen leiden, maar dat zij zich voortaan moeten vestigen in speciale centra. Woonwagenstandplaatsen. In de volksmond woonwagenkampen. Die de Nederlandse gemeenten moeten aanwijzen en vrijmaken. Verplicht. Die daarvoor grond beschikbaar moeten stellen. Eigen grond. Die de centra moeten voorzien van faciliteiten die het mogelijk maken dat woonwagenbewoners zonder groot bezwaar kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Zo staat het in de wet. Aanvankelijk in de Woonwagenwet. Tegenwoordig in de Huisvestings- en Woningwet.
Het verklaart de vestiging van het familiebedrijf X in Bladel, zo’n dertig jaar geleden.
In 1982 neemt een familielid van een van de vennoten van X het perceel officieel in gebruik als woonwagenstandplaats. Hij krijgt een vergunning tot ‘het gebruiken van een woonwagen als woning’ in de gemeente. Uiteindelijk wonen er meerdere gezinnen in meerdere wagens. En ontstaat er het metaalbedrijf X. Op grond die eigendom is – en blijft – van de gemeente Bladel.
Vergunning
X afficheert zich als ‘een allrounder op het gebied van metaalrecycling’. Er wordt op het terrein – naar eigen zeggen – van alles opgeslagen en verwerkt: oud en nieuw ijzer, zink, roestvrij staal, traanplaat, aluminium, rood en geel koper ‘en nog veel meer’. Met behulp van een ‘speciale metaal ophaalservice’ wordt door heel Nederland – en een deel van België – afval van particulieren en bedrijven opgehaald. Gratis. X schermt daarbij met een NIWO-vergunning (Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie) en een milieuvergunning van de OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffen Maatschappij).
Recycling is heel belangrijk, zeggen ze: ‘Vaak kunnen metalen nog hergebruikt worden en dat is van groot belang voor het milieu’. X claimt milieubewust te zijn en streeft er dan ook naar om ‘alle metalen op een milieuvriendelijke manier te verwerken’.
Maar omdat er bij een dergelijke bedrijfsvoering afvalstoffen vrijkomen die niet in het milieu terecht mogen komen, is een vergunning vereist. Om beschermende maatregelen af te dwingen. Vanwege de aard en omvang van X moet deze vergunning – volgens de Wet Milieubeheer – worden afgegeven door Gedeputeerde Staten van de provincie Nood-Brabant. En daar zit een probleem – een groot probleem – want deze is nooit aangevraagd en dus ook nooit afgegeven. En dat weet de gemeente c.q. grondeigenaar.
Een van de ambtenaren van de gemeente Bladel, de heer Van B.: ‘Het is bij de gemeente bekend dat bij de activiteiten van de vof een vergunning hoort waaraan voorschriften zijn verbonden, waaronder de aanwezigheid van een vloeistofdichte vloer.’ En: ‘Aan de opslag van de materialen die de vof verzamelt zijn in potentie gevaren voor bodemverontreiniging verbonden’.
Jarenlang wordt deze ongewenste situatie in stand gehouden. Afvalverwerking zonder vergunning. Pas eind jaren negentig komt de gemeente – als grondeigenaar – in actie. De milieudienst in Eindhoven krijgt de opdracht een bodemonderzoek uit te voeren, maar er wordt geen verontreiniging geconstateerd – althans – volgens het eindrapport. De gemeente schrijft wel een waarschuwende brief aan X waarin staat dat het bedrijf verantwoordelijk zal worden gesteld voor eventuele, toekomstige bodemverontreiniging.
Onaanvaardbare situatie
Feit blijft dat er zonder milieuvergunning – op gemeentegrond – allerlei metalen worden opgeslagen en verwerkt. Inclusief potentieel vervuilende afvalstoffen. Een onaanvaardbare situatie die om ingrijpen smeekt. Dat besef dringt nu ook door tot de ambtenarij van Bladel.
Van B.: ‘De gemeente vond de situatie niet langer aanvaardbaar en daarom zijn in 2001 of 2002 de gesprekken over een bedrijfsverplaatsing begonnen.’
De gemeente wil dat de vof verhuist naar een andere plek.
Van B.: ‘De gemeente heeft bij voortduring de intentie uitgesproken de huidige locatie te saneren en het bedrijf te verplaatsen.’
Zijn collega, ambtenaar H.: ‘Telkens als er een mogelijke locatie voorhanden was, is er goed overleg met de vof geweest.’
Vestiging op één van de industrieterreinen – zoals het gebied aan de zuidkant van Bladel – ligt voor de hand.
Van B.: ‘Het bedrijf zou daar zonder meer kunnen worden ondergebracht, maar de gemeente heeft daar geen grond en zou die dus moeten aankopen.’
Grond is duur.
Van B.: ‘De vof moest grond vooral als opslagterrein hebben en had minder behoefte aan gebouwen.’
Elk voorstel belandt – vroeg of laat – in de prullenmand.
Van B.: ‘Er zijn meerdere alternatieve locaties in beeld geweest om het bedrijf te huisvesten maar die zijn om verschillende redenen afgeschoten. Soms waren dat onoverbrugbare financiële meningsverschillen, soms voldeed de locatie niet aan de wensen van de vof.’
De gemeente is niet alleen grondeigenaar, maar heeft ook de plicht om goed oor haar burgers te zorgen – inclusief de woonwagenbewoners op het terrein van X.
Van B.: ‘De gemeente handelde ook met het oog op de zorgplicht voor de betrokken mensen en hun gezinnen.’
De jaren verstrijken. Bedrijf X blijft zitten waar het zit. De familie gaat door met het opslaan en verwerken van metalen. Zonder de vereiste vergunning. Een milieumisdrijf. Op grond van de gemeente. Die niet tot handhaving overgaat. Die de misstand gedoogt.
Het is een onverkwikkelijke situatie waarover de gemeenteraad wordt geïnformeerd. Een publiek geheim. Iedereen weet het. Toch wordt er niets ondernomen. Waarom? Waarom wordt er niet gehandhaafd? Waarom wordt een vrijstaat getolereerd? Nota bene op gemeentegrond. Een ontluisterend staaltje onmacht.
Heimelijk
In het najaar van 2008 grijpt de overheid alsnog in. Niet de gemeente Bladel, maar het Openbaar Ministerie in ’s-Hertogenbosch. Justitie pikt het niet langer dat de milieuwetgeving met voeten wordt getreden. Er wordt besloten een strafzaak voor te bereiden. Zonder trompetgeschal. Heimelijk. Doelgericht.
Het regionaal milieuteam van de regiopolitie Brabant Zuidoost krijgt de opdracht een onderzoek in te stellen. Een plaatselijke politieman uit Bladel, de heer B., wordt belast met de uitvoering. Een milieurechercheur. Ervaren en vasthoudend. Hij stuit op een aantal illegale situaties waarvan hij ter plekke foto’s maakt. Er wordt bijvoorbeeld niet met de juiste machines gewerkt.
B.: ‘Toen ik op het bedrijf was, was men bezig met het slopen van verwarmingsketels. Bij het slopen werd kleiner gereedschap gebruikt. Ik heb geen grote machinerie aangetroffen die bestemd is voor het verwerken van oude metalen.’
Hij ziet bakken met een bepaald soort geplastificeerde kabels op het terrein staan. Voor de opslag, inname en verwerking van deze kabels is een milieuvergunning vereist – die dus ontbreekt. Datzelfde geldt voor allerlei restanten van metalen die hij links en rechts aantreft. En tonnen met olie, die hij in de laadruimte van een vrachtwagen ontdekt.
Een aantal omstandigheden is ronduit onveilig – in milieutermen. In de laadruimte staan bijvoorbeeld ook bakken waarin accu’s worden opgeslagen. Deze horen lekbestendig te zijn zodat er geen accuvocht in de bodem kan komen. Een van de bakken is ingescheurd.
B.: ‘Dat betekent automatisch dat die bak niet vloeistofdicht is.’
Op het bedrijfsterrein bevindt zich een schuurtje. Inclusief opslag. Voor een vergunning moet de vloer vloeistofdicht zijn – maar dat is niet het geval.
B.: ‘Deze vloer bestond uit stelconplaten en die worden tegen elkaar gelegd. Daardoor ontstaan naden en als er naden en kieren in een vloer zitten is geen sprake van een vloeistofdichte vloer.’
De milieurechercheur weet genoeg. Voor de activiteiten van X is een vergunning vereist, dat is duidelijk. In december 2008 schrijft hij een proces-verbaal en in januari 2009 sluit het milieuteam het onderzoek.
De gemeente weet op dat moment niet wat haar boven het hoofd hangt. De ambtenaren gaan door waar ze al jarenlang mee bezig zijn. Ze onderhandelen met de woonwagenbewoners, zonder uitzicht op resultaat. Een mission impossible. Een farce. Intussen blijven ze een illegale bedrijfsvoering toestaan. Op hun eigen grondgebied. Zonder te handhaven.
Gemeenteambtenaar H.: ‘In 2009 heeft de gemeente de vof nog aangeboden een pand te huren en dat aan de vof door te verhuren. Dat voorstel werd niet geaccepteerd omdat de vof die locatie niet geschikt achtte. Tijdens het gesprek daarover heeft de vof een andere locatie aangedragen. De mogelijkheden het bedrijf naar die locatie te verplaatsen heeft de gemeente onderzocht en niet haalbaar geacht.’
Bedrijf X is de gemeente de baas. De woonwagenbewoners bepalen wat er gebeurt – en wat er niet gebeurt.
Slecht imago
Het beeld van een vrijstaat – waar de mensen lak hebben aan de overheid en haar regels – wordt mede gevoed door het imago van woonwagenbewoners. Dat van oudsher slecht is. Daar is ook reden toe. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een onderzoek van het vroegere ministerie van VROM onder de 350 Nederlandse gemeenten waar zich woonwagencentra bevinden. Het eindrapport verscheen in 2006:
- 20% van de gemeenten zegt last te hebben van de woonwagenlocaties.
- 5% van het totaal aantal ‘kampen’ kan worden getypeerd als een vrijplaats.
Het gaat dus om enkele tientallen woonwagenkampen waar de overheid buitenspel staat.
Dit negatieve beeld wordt in de zomer van 2012 bevestigd door een eigen onderzoek van de Volkskrant dat onder de kop ‘Gemeenten laten woonwagenkampen links liggen’ wordt gepubliceerd.
Hierin wordt Sjaak Khonraad, lector Integrale Veiligheid van de Avans Hogeschool opgevoerd, die de verontrustende bevindingen bevestigt.
Enkele citaten uit de publicatie:
- ‘In zo’n veertig gemeenten wordt nauwelijks gehandhaafd op een of meerdere woonwagenkampen.’
- ‘Er zijn te veel gemeenten die georganiseerd wegkijken.’
- ‘Op deze vrijplaatsen durven toezichthouders, ambtenaren of hulpverleners niet te komen uit angst voor de felle reacties van sommige bewoners.’
- ‘Die angst is soms best terecht. Er zijn genoeg voorbeelden van ambtenaren die in elkaar worden geslagen of bedreigd.’
Het artikel illustreert de problematiek tussen de plaatselijke overheden en de woonwagenbewoners. Onthullend. Pijnlijk. Het staat op 20 augustus 2012 op de voorpagina van de Volkskrant. Dat is drie maanden na de strafzaak tegen de gemeente Bladel – die drie jaar zal duren en in dit verhaal op het punt van beginnen staat.
Beschamend
Op 9 november 2009 valt een dagvaarding van het Openbaar Ministerie in de brievenbus van het gemeentehuis op de Markt in Bladel. De gemeente is nu formeel verdachte in een strafzaak. Zeer uitzonderlijk. Uitzonderlijk beschamend.
Primair wordt het medeplegen van een milieumisdrijf ten laste gelegd: Bladel heeft in 2008 – het jaar waarin de milieurechercheur zijn bevindingen vastlegde – ‘een inrichting voor het opslaan van afvalstoffen in werking gehad zonder dat daarvoor een vergunning was verstrekt.’
Subsidiair verdenkt het OM de gemeente van medeplichtigheid: Bladel heeft het bedrijf X ‘opzettelijk gelegenheid en/of middelen verschaft’ om het milieumisdrijf te plegen ‘door het perceel ter beschikking te stellen’ of men is hierbij ‘opzettelijk behulpzaam’ geweest ‘door het perceel aan het bedrijf ter beschikking te laten’.
De dagvaarding slaat in als een bom. Een schandaal dreigt. De dagvaarding maakt ook een einde aan de ‘onderhandelingen’ met X want ook de vof moet zich voor de strafrechter verantwoorden. Parallel. Tegelijkertijd.
Ambtenaar H.: ‘Vanaf november 2009 is een constructief overleg met de vof niet meer mogelijk gebleken.’
Van B.: ‘Inmiddels heeft de vof aangegeven niet meer te willen verhuizen en op de huidige locatie te willen blijven.’
Het einde van een schijnvertoning.
Hele kluif
21 december 2009 is het zover – althans, dat is de bedoeling – maar het strafproces kent een valse start. Justitie heeft ervoor gekozen de zaak voor te leggen aan de politierechter in ’s-Hertogenbosch, maar de enkelvoudige rechter bedankt voor de eer. Hij verwijst de gevoelige, complexe zaak linea recta door naar de meervoudige strafkamer van de plaatselijke rechtbank. Het uitstel kost vijf maanden.
17 mei 2010 begint het strafproces echt. Voorzitter van het driekoppige rechtscollege is mr. J.W.H. Renneberg. Als aanklager treedt mr. M.G.H. Schenk op. De gemeente heeft de bekende strafpleiter mr. M.J.J.E. Stassen uit Tilburg ingehuurd om het vege lijf te redden. Om Bladel te behoeden voor een blamerend strafblad.
De gemeente wordt vertegenwoordigd door de ambtenaren Van B. en H. Ook hun namen verdienen anonimisering. Ze zitten – lijfelijk – in de verdachtenbank. Zij geven de abstracte beschuldigde een gezicht. Alsof zij persoonlijk terechtstaan. Alsof hun persoonlijk een straf boven het hoofd hangt.
De strafzaak is niet alleen maatschappelijk maar ook juridisch interessant. Aan het verzenden van de dagvaarding naar de gemeente zal binnen de burelen van het Openbaar Ministerie een grondige interne discussie vooraf zijn gegaan. Want het wordt een hele kluif voor officier van justitie Schenk om de rechtbank van een veroordeling te overtuigen. Niet zozeer vanwege de bewijslast – het proces-verbaal van B. lijkt overtuigend genoeg – maar vanwege de status van de gemeente. Bladel is namelijk een openbaar lichaam – zoals bedoeld in hoofdstuk 7 van de Grondwet – en in Nederland genieten openbare lichamen strafrechtelijke immuniteit. Dat betekent dat zij onschendbaar zijn voor het plegen van strafbare feiten. Niet-ontvankelijkheid dreigt.
Uiteraard weet het Openbaar Ministerie dit. Een succesvolle vervolging zou een unicum zijn. Ergernis over de patstelling tussen de gemeente en X over het niet willen c.q. kunnen verplaatsen van het metaalbedrijf en het niet handhaven – ondanks de wetenschap dat de vereiste milieuvergunning al decennialang ontbreekt – zal één van de drijfveren van justitie zijn geweest om tóch een strafzaak te beginnen. En hoop. Want er zijn wel degelijk kansen.
Volgens aanklager mr. M.G.H. Schenk heeft de gemeente namelijk helemaal niet als overheidsorgaan gehandeld. Zij staat terecht als eigenaar van een stuk grond waarop een milieumisdrijf wordt gepleegd – waar zij weet van heeft en niets tegen doet. De gemeente heeft gehandeld als verhuurder/uitlener van het perceel – als een privaatrechtelijke partij – en kan dus wel degelijk worden vervolgd. Volgens de officier van justitie. En… hij zal gelijk krijgen!
Aan de tand gevoeld
Er staat veel spanning op de zitting. Voelbaar in de rechtszaal in ’s-Hertogenbosch. Enerzijds is het niet meer dan ‘een’ milieuzaakje. Anderzijds is het de overheid die niet alleen aanklaagt, maar ook wórdt aangeklaagd. Bizar. Een statement tegen het tolereren van vrijplaatsen.
Als getuige is politieman B. opgeroepen. Ook hij verdient anonimiteit. In opdracht van Justitie heeft hij enkele weken voor de zitting nog een aanvullend onderzoek ingesteld op het bedrijfsterrein van X. Opnieuw heeft hij foto’s gemaakt. Opnieuw heeft hij geconstateerd dat voor de activiteiten van X een milieuvergunning vereist is. De dreiging dat de grond van de gemeente Bladel wordt verontreinigd is nog steeds aanwezig.
Ambtenaar Van B. wordt stevig aan de tand gevoeld. Als een verdachte. Waarom heeft de gemeente niets gedaan om aan deze onacceptabele situatie een einde te maken? Waarom is er niet ingegrepen?
Van B.: ‘Voor de gemeente lag het niet voor de hand om tot handhaving over te gaan zolang de gesprekken over de bedrijfsverplaatsing nog liepen.’
Maar handhaving is wel mogelijk, toch?
Van B.: ‘Ik denk dat er privaatrechtelijk wel wegen openstaan de vof van het terrein te krijgen, maar dat is nooit de insteek van de gemeente geweest.’
Bladel laat de belangen van haar burgers – in casu de woonwagenbewoners – prevaleren boven de gevaren voor het milieu.
Van B.: ‘De wijze waarop de gemeente de afgelopen jaren heeft geopereerd was vooral gericht op het vinden vaneen goede en verantwoorde nieuwe locatie voor deze groep bewoners van de gemeente die voor hun inkomen afhankelijk zijn van het bedrijf en de bedrijfsactiviteiten. Een bedrijfssluiting was wel erg ingrijpend omdat van de opbrengsten van het bedrijf diverse gezinnen moeten leven.’
Het plegen van een misdrijf – jaar in jaar uit – wordt gedoogd. Komt er dan nooit een moment waarop de gemeente in actie komt?
Van B.: ‘Als de onderhandelingen met de vof niet opnieuw van de grond komen, moet de gemeente wellicht alsnog handhavend gaan optreden.’
Het is een slap verhaal. De gemeente lijkt de klos. De gemeente staat niet terecht als openbaar lichaam maar als een particulier grondeigenaar. Aldus de officier van justitie. Dus geen immuniteit. Een veroordeling lijkt onvermijdelijk. Mr. Schenk eist aan het eind van zijn requisitoir een voorwaardelijke geldboete van € 3000 met een proeftijd van twee jaar.
Opzet
Strafpleiter Stassen ziet het anders. Hij maakt in zijn pleidooi duidelijk dat zijn cliënt – Bladel – wel degelijk heeft gehandeld als een publieksrechtelijk overheidsorgaan – als een openbaar lichaam.
Stassen: ‘De grond is de woonwagenbewoners ter beschikking gesteld om hen te laten integreren in de burgermaatschappij. Deze actie vond dus plaats in het kader van de publieksrechtelijke overheidstaak en dus kan de gemeente inderdaad met succes een beroep doen op haar immuniteit.’ En: ‘De gemeente staat terecht omdat zij geen einde aan de verboden gedraging heeft gemaakt. Handhaven – of niet – is een exclusieve overheidstaak. De gemeente staat dus terecht als overheidsorgaan – en niet als grondeigenaar – en kan dus niet vervolgd worden.’
De advocaat pleit daarom primair voor niet-ontvankelijkheid van het OM en subsidiair voor vrijspraak. Want voor medeplegen en medeplichtigheid is opzet vereist. En die ontbreekt volgens Stassen.
Stassen: ‘Het tegendeel is waar. De gemeente heeft van alles geprobeerd om het bedrijf verplaatst te krijgen.’
Wat zal het worden? Niet-ontvankelijkheid vanwege de immuniteit? Vrijspraak? Of een veroordeling? Wie komt er als winnaar uit de titanenstrijd naar voren? Het Openbaar Ministerie? Of de verdediging?
Geen opzet
De uitspraak is op 31 mei 2010. Het woord is aan voorzitter mr. J.W.H. Renneberg. Het is muisstil in de vrijwel verlaten rechtszaal. Dikwijls ontstaat nieuws zonder dat veel mensen er getuige van zijn. Soms moet het meer dan tweeënhalf jaar duren voor het wereldkundig wordt gemaakt.
Eerst de niet-ontvankelijkheid. Vervolgens – eventueel – het bewijs.
Renneberg: ‘De rechtbank leest de tenlastelegging zo dat de verdachte wordt verweten dat zij de feiten in haar hoedanigheid van grondeigenaar heeft gepleegd. De door de raadsman gevoerde verweren tegen de ontvankelijkheid van de officier van justitie zijn echter gebaseerd op de stelling dat de verdachte die feiten zou hebben gepleegd bij de uitvoering van haar exclusieve overheidstaken. Deze verweren missen dus feitelijke grondslag omdat zij niet relevant zijn voor de beoordeling van de ten laste gelegde feiten.’
1-0 voor het Openbaar Ministerie.
Renneberg: ‘De rechtbank stelt vast dat X een inrichting drijft zonder in het bezit te zijn van de daarvoor vereiste vergunning, als bedoeld in de Wet Milieubeheer. Verdachte is eigenaar van het perceel.’
2-0 voor het Openbaar Ministerie.
Renneberg: ‘Verdachte was er al lange tijd van op de hoogte dat X deze overtreding beging. Al vanaf 2001 heeft de verdachte van alles gedaan om X te verplaatsen naar een andere locatie, echter zonder resultaat. Uit de door verdachte ondernomen acties concludeert de rechtbank dat verdachte heeft geweten dat X haar onderneming zonder vergunning dreef, dat verdachte die situatie niet heeft gewild en dat verdachte aan die situatie een einde heeft willen maken.’
Een punt voor de verdediging: 2-1.
Renneberg: ‘Hieruit volgt dat de voor een bewezenverklaring vereiste opzet ontbrak en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken.’
Geen opzet: 2-2.
Vrijspraak. De verdediging wint alsnog: 2-3.
Maar het is een overwinning zonder glans, want de voorzitter geeft de gemeente aan het eind van het vonnis nog een forse veeg uit de pan. Een fel verwijt. Een blamage.
Renneberg: ‘De verdachte had daadkrachtiger kunnen en moeten optreden om aan de door X gepleegde overtreding een einde te maken.’
De gemeente wordt dus geen immuniteit verleend. Een historisch feit, waaraan grote betekenis mag worden gegeven. Maar toch ontspringt de gemeente de strafrechtelijke dans. Er is geen sprake van opzet – en dat is wel vereist. Bladel gaat vrijuit – althans in eerste aanleg – want het OM gaat in hoger beroep tegen het vonnis. De wedstrijd is nog niet gespeeld. Het is pas rust. Halverwege. Er kan in de tweede helft nog van alles gebeuren..
Dag van de waarheid
De inhoudelijke behandeling van het hoger beroep dient op 24 april 2012. Bijna twee jaar na het vonnis. Het arrest wordt gepland op 8 mei. Dat is het moment waar alles om draait. Het eindoordeel van de rechterlijke macht. Het woord is aan de drie raadsheren van het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch. Onder voorzitterschap van mr. H. Harmsen. Met de bekende mr. Theo de Roos als één van de twee anderen. Opnieuw is de vraag: wat zal het worden? Niet-ontvankelijkheid vanwege de immuniteit? Vrijspraak? Of een veroordeling? De dag van de waarheid is voor de gemeente Bladel aangebroken.
Eerst stelt de voorzitter vast wat de strafrechtelijke maatstaf is voor het verlenen van immuniteit aan een openbaar lichaam, zoals een gemeente.
Harmsen: ‘De gemeente komt slechts strafrechtelijke immuniteit toe indien de gedragingen van de verdachte zijn uitgevoerd in het kader van een aan haar opgedragen bestuurstaak en de gedragingen naar hun aard en gelet op het wettelijk systeem rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht, zodat uitgesloten is dat derden in zoverre op gelijke voet als het openbaar lichaam aan het maatschappelijk verkeer deelnemen.’
Dat is het algemene verhaal, maar wat betekent dit voor het primair ten laste gelegde, het medeplegen?
Harmsen: ‘Er zijn geen aanwijzingen voor de opvatting dat het drijven van inrichting X een uitvoering was van een aan ver
Hier ontbreekt blz. 17
En: ‘Voor zover het aangewezen gemeentelijke grondgebied door de bewoners anders werd gebruikt dan door de verdachte was toegestaan, lag het op de weg van verdachte om hiertegen op te treden. Het ter beschikking laten van het perceel aan X moet dan ook worden gezien als een bestuursrechtelijke keuze om niet handhavend op te treden. Het al dan niet inzetten van het bestuursrechtelijke handhavingsinstrumentarium in een geval als dit is een exclusief aan de overheid opgedragen bestuurstaak die rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kan worden verricht.’
En ten slotte: ‘Het hof komt tot de slotsom dat de gemeente strafrechtelijke immuniteit geniet ten aanzien van de haar subsidiair verweten gedragingen. Het Openbaar Ministerie is daarom ten aanzien van dit verwijt niet-ontvankelijk in de strafvervolging van verdachte.’
Dus tóch immuniteit. Dus wéér een overwinning voor de verdediging: 1-2. Maar het zou wel eens een pyrrusoverwinning kunnen zijn. Want net als in het vonnis wordt Bladel in het arrest onomwonden op de vingers getikt, vanwege het niet-handhaven: ‘Het lag op de weg van verdachte om op te treden.’
Want ondanks de voor de gemeente goede afloop van de strafzaak luidt de eindconclusie van dit verhaal dat in Bladel willens en wetens al decennialang heimelijk een vrijstaat wordt gedoogd – nota bene op gemeentegrond. Dat is de kern van de maatschappelijke – en mogelijk politieke – betekenis van deze strafrechtelijke affaire.
Telefoontje
Een affaire die nog niet ten einde is – want de misstand in Bladel is nog steeds actueel. Dat blijkt uit een telefoontje met de advocaat van de gemeente.
‘Goedemiddag, meneer Stassen.’
‘Goedemiddag.’
‘Mag ik u een paar vragen stellen over de milieuzaak waarin u in 2010 en 2012 bent opgetreden voor de gemeente Bladel?’
‘Ga uw gang.’
‘Had het Openbaar Ministerie niet moeten afzien van vervolging van uw cliënt omdat openbare lichamen – zoals de gemeente – per definitie strafrechtelijke immuniteit genieten?’
‘In mijn ogen wel, ja, ik heb dat nooit begrepen. Het was een kansloze exercitie.’
‘De uitspraak stond vooraf al vast?’
‘Ja. Zonder twijfel.’
‘Maar volgens de rechtbank was van immuniteit in dit geval geen sprake.’
‘Het was een onbegrijpelijk vonnis.’
‘Waarom zette justitie toch door? Waren ze misschien geïrriteerd over de eindeloze patstelling tussen het bedrijf X en de gemeente? En de weigering om handhavend op te treden?’
‘Zoiets moet het zijn geweest.’
‘Dus een showproces?’
‘…’
‘Om een einde te maken aan het Geheim van Bladel?’
‘…’
‘Wat is volgens u de kern van het probleem tussen uw cliënt en het bedrijf X?’
‘De woonwagenbewoners verzetten zich tegen alle voorstellen van de gemeente. De opstelling van hun adviseurs is stelselmatig contraproductief. Ze hebben overal lak aan.’
‘De firma X stond ook terecht. Heeft dit wél tot een veroordeling geleid?’
‘Ja.’
‘Hoe is de situatie rond het bedrijf nu, een half jaar na het strafproces?’
‘Er is niets veranderd sinds 2008.’
‘Nog steeds geen milieuvergunning?’
‘Inderdaad.’
‘En de gemeente treedt nog steeds niet op.’
‘Er ligt een plan tot handhaving klaar, maar de gemeente wil eerst nog één ultieme poging wagen om tot een vergelijk te komen.’
‘Dat klinkt mooi, maar zal menige wenkbrauw doen fronsen.’
‘Daar kan ik mij iets bij voorstellen.’
Naschrift
Alle quotes in dit verhaal – behalve het interview met mr. Stassen – zijn letterlijk citaten uit het strafproces tegen X.