Afgelopen jaarwisseling was de nieuwe Wet Natuurbescherming precies een jaar oud. En bij een verjaardag hoort een beschouwing over dat eerste levensjaar. Maar bij deze beschouwing vergaat de feestvreugde al snel. Net zoals een ekster witte en zwarte veren heeft, kent de nieuwe wet goede en slechte bepalingen.
Uiteraard hadden we de misser met betrekking tot de lokmiddelen. Gewoon vergeten in de wet op te nemen, en er moest weer veel gepraat worden om dat door de politiek te laten herstellen.
Maar over dat soort technische tekortkomingen wil ik het niet eens hebben. Veel prangender zijn de discussies die zijn ontstaan over het verplichte lidmaatschap van een Wildbeheereenheid.
Ingevolge art. 3.28 lid 2 onder c van de Wet Natuurbescherming moet een jachthouder verplicht lid zijn van de Wbe waarbinnen zijn jachtveld is gelegen. Dat is volgens datzelfde artikel een vereiste om een jachtakte te kunnen krijgen.
De achterliggende gedachte bij dit voorschrift is nobel, en blijkt uit art. 3.14 van de wet: het gezamenlijk uitvoeren van het faunabeheerplan en om samen te bevorderen dat een duurzaam beheer van in het wild levende dieren, bestrijding van schade en jacht wordt uitgevoerd in samenwerking met grondgebruikers en terreinbeheerders. Prachtige gedachte waar niemand het mee oneens zal zijn.
De andere kant van het verhaal is echter dat de Wbe’s plotseling heel veel macht in de schoot geworpen krijgen. Natuurlijk, in de meeste gevallen gaat alles prima en harmonieus, maar er zijn ook de nodige strubbelingen bekend.
Wat nu als de Wbe aanvullende eisen aan het lidmaatschap gaat stellen? Er zijn gevallen bekend waarin stokoude discussies over een struikperceeltje op de grens van twee jachtvelden weer opgerakeld worden. De Wbe stelt dan als voorwaarde dat die situatie eerst dient te worden opgelost, omdat de betrokken jachthouders anders geen lid mogen worden. En geen lidmaatschap betekent vervolgens geen jachtakte.
Of de aanvullende eis dat nieuwe leden hun jachtveld moeten inbrengen in de Wbe, zodat de Wbe door wederverhuur voor de verdeling zorg zal dragen. Doet de jachthouder dat niet, dan geen lidmaatschap en dus geen jachtakte.
Een laatste voorbeeld is het overtreden van het concurrentiebeding. De meeste reglementen van Wbe’s kennen dat beding. In de meeste reglementen staat opgenomen dat leden daar een boete en een dwangsom voor kunnen krijgen. Maar een boete is iets anders dan het opzeggen of weigeren van het lidmaatschap, terwijl Wbe’s in den lande dat om deze reden wél doen.
De kernvraag is telkens of Wbe’s zich zoveel macht mogen toe-eigenen, en om die redenen lidmaatschappen mogen weigeren of opzeggen.
Naar mijn mening moeten Wbe’s erg voorzichtig zijn met het stellen van nadere eisen aan het lidmaatschap. Het lidmaatschap van een Wbe ziet immers op het duurzame beheer en het bevorderen van een goede schadebestrijding en jacht. Indien twee (potentiele) leden onderling een geschil over een grens hebben doet dat niets af aan hun inspanningen voor de Wbe en het naleven van de wettelijke doelen van een Wbe. Daar zullen de twee jachthouders dan onderling uit moeten komen.
Juist vanwege de wettelijke bepaling dat het lidmaatschap van een Wbe voorwaarde is voor het verkrijgen van een jachtakte dient een Wbe niet al te lichtvaardig om te gaan met het weigeren van een lid of het opzeggen van een lidmaatschap. De ernstige gevolgen, namelijk het moeten stoppen met de jacht, het beheer en de schadebestrijding, wegen vaak niet op tegen de reden waarom iemand volgens de Wbe geen lid zou mogen zijn.
In een aantal zaken staan de Wbe’s en de geweigerde of opgezegde leden lijnrecht tegenover elkaar. De rechter zal de knopen moeten gaan doorhakken. Dat is jammer, samenwerking komt de jacht meer ten goede dan verdeeldheid. Aan de andere kant zou een stukje duidelijkheid welkom zijn. Het is jammer dat de wetgever die duidelijkheid niet heeft gegeven in de nieuwe wet. Dat is een gemiste kans. De rechter is nu aan zet. En een nieuwe ekster is terug om dat te blijven volgen…..